Geschiedenis van Hilvarenbeek en Diessen in vogelvlucht
De huidige gemeente Hilvarenbeek is voortgekomen uit een samenvoeging van de voormalige gemeenten Hilvarenbeek en Diessen. Historisch gezien hebben beide gemeenschappen echter van oudsher veel met elkaar gemeen.
Bewoning kwam in dit gebied al voor in de prehistorie, zoals is gebleken uit talloze vondsten van onder meer stenen en bronzen bijlen. Opzienbarend was de ontdekking (in 1957) van een urnenveld uit de Late Bronstijd (1000-700 voor chr.) in het Laag Spul, nabij het Spruitenstroompje. Ook in Diessen zijn bodemvondsten van omstreeks 700 v. Chr. gevonden, hetgeen ook duidt op bewoning in die tijd. Nog belangwekkender was de opgraving (in 2001) in het Diessens Reuseldal, van een Romeinse nederzetting, vermoedelijk uit de periode 50 tot 200 na chr).
In Romeinse kronieken wordt melding gemaakt van een veldslag omstreeks het jaar 370 tussen Romeinse troepen en inheemse Saksen. De zinsnede “Saxones caesi Deusone in regionem Francorum” werd door historici vertaald als : “Saksen in de pan gehakt te Diessen in de streek van de Franken”. Zij gingen er van uit dat het hier om ‘ons’ Diessen ging. Zekerheid hieromtrent is er niet. Niettemin werd het jaar 370 hiermee als ‘ontstaansjaar’ van Diessen gekozen en vierde men in 1970 en 1995 respectievelijk het 1600- en 1625-jarig bestaan en is 2020 derhalve het jaar van het 1650-jarig bestaan.
Het is niet toevallig dat deze sporen van vroege bewoning juist bij riviertjes werden aangetroffen: daar waren de vruchtbare gronden en – uiteraard – water. Het zijn bij uitstek deze waterlopen, stromend vanuit het zuiden naar de grote rivieren, die het landschap in deze contreien bepaald hebben.
In Baarschot waren zeker al vanaf de 15e eeuw twee watermolens langs de Reusel: de Achterste en de Voorste Watermolen, waar graan en zaden werden gemalen.
Vanaf de Middeleeuwen groeiden de gehuchten langzaam maar zeker uit tot dorpsgemeenschappen. De woeste zandgronden werden stukje bij beetje in cultuur gebracht als (gemeenschappelijke) landbouwgrond, en de gezamenlijke gebruikers vormden ‘gemeynten’ om het beheer te regelen.
In religieus opzicht gaat de ontwikkeling gelijk op. In Diessen heeft de abdij van Echternach veel invloed. In 1069 wordt er in een oorkonde voor het eerst melding gemaakt van een kerk, maar zeer waarschijnlijk stond er al in de achtste eeuw een kerkje, toegewijd aan St. Willibrordus. De huidige kerk in gotisch-Kempische stijl werd gebouwd tussen 1400 en 1500.
In Diessen was vanaf de 13e eeuw de zielzorg in handen van de Norbertijnen (Witheren) van de abdij van Tongerlo. Twee Diessenaren, Jacobus Veltacker en Adriaan Stalpaerts, brachten het tot abt van deze abdij.
De kerkelijke activiteiten van Hilvarenbeek zijn van iets jonger datum, vermoedelijk vanaf de negende eeuw. De kerk aan het Vrijthof komt voor het eerst voor in een oorkonde van 1192. Ruim honderd jaar later werd de basis gelegd voor de huidige, bakstenen kerk; de toren dateert van 1450.
De stichting van een kapittel, omstreeks 1200, is van grote betekenis geweest voor de ontwikkeling van Hilvarenbeek. Een kapittel was een college van geestelijken (kanunniken), dat voor de eredienst in de kerk zorgde. Daarnaast gaven de kanunniken onderwijs, en met succes, want in de vijftiende eeuw stroomden maar liefst 104 Bekenaren door naar een academische opleiding in onder meer Leuven. In de vijftiende eeuw groeide Hilvarenbeek allengs uit tot een religieus en cultureel centrum van formaat.
Bestuurlijk vormde het gebied vanaf de 14e eeuw de Heerlijkheid Hilvarenbeek, waartoe ook Diessen, Westelbeers en Riel behoorden. De bestuurlijke macht berustte voor de ene helft bij de Hertog van Brabant en voor de andere helft bij de prins-bisschop van Luik. Zij bepaalden gezamenlijk de rechten in de Heerlijkheid, bv. op het gebied van rechtspraak, jacht en visserij. De Heerlijkheid had een schepenbank, waar criminelen terecht moesten staan en waar burgerlijke geschillen werden behandeld. De rechters hielden zitting in een vierschaar onder de lindeboom op het Vrijthof, die er ruim driehonderd jaar later nog altijd staat.
Economisch ontwikkelde Hilvarenbeek zich in die periode voorspoedig., met name op en om de Vrijthof vestigden zich tal van ambachtslieden, maar ook advocaten, notarissen en chirurgijns, die met de kanunniken een elite vormden. Er ontstond zelfs een transportsector, omdat Hilvarenbeek op de baan Keulen-Antwerpen kwam te liggen.
In de 15e tot 17e eeuw kwam Diessen ook tot enige bloei. Er bestonden toen ook enige stenen huizen, waaronder het Hooghuis, een soort omgracht kasteel, en het Pannenhuis.
Met het eind van de Tachtigjarige Oorlog, kwam er ook een abrupt einde aan de bloeiperiode van Hilvarenbeek. Landbouw is dan, net als in Diessen, de belangrijkste bron van een hard bestaan. Op kleine akkertjes, die vandaag de dag hier en daar nog zichtbaar zijn, ploeterden de boeren voor hun boterham. De dorpsbewoners kregen te maken met rampspoed en geweld, het was een periode van neergang.
De katholieke eredienst mocht niet meer worden uitgeoefend en de kerkgebouwen kwamen in Staatsbezit. Men ging ter kerke in een schuurkerk net over de grens bij Poppel.
Het jaar 1810 betekende bestuurlijk een ommekeer. Op gezag van de Franse bezetter kwam er een nieuwe bestuursstructuur. De Heerlijkheid verdween, Diessen en Hilvarenbeek werden zelfstandige gemeenten. Diessen werd met Haghorst en Baarschot voor het eerst een zelfstandige gemeente met leerlooier Adrianus Lombarts als eerste burgemeester.
Maar verder ging het leven gezapig zijn gangetje. Diessen telde rond 1810 ongeveer 800 zielen, een eeuw later niet veel meer, voor Hilvarenbeek gold hetzelfde, de bevolkingsomvang schommelde al die tijd rond de 2300 zielen.
Bij de overgang van 19e naar de 20e eeuw kwamen de lokale samenlevingen in een stroomversnelling. Door het gebruik van kunstmest stegen de rendementen van de boerenbedrijven, grote heidegebieden werden ontgonnen.
In Diessen begonnen tussen Diessen en Middelbeers (op de Beerse Heide) in het begin van de 20e eeuw grootschalige heide-ontginningen, die meestal door kapitaalkrachtige buitenstaanders (Zeeuwen) werden uitgevoerd. Veel van dergelijke pogingen mislukten totaal door onbekendheid met de grondsoort, waardoor inadequate landbouwmethoden werden toegepast.
Er kwamen landgoederen zoals Gorp en Rovert, Annanina’s Rust en De Utrecht. In de dorpen kwamen kleine ambachtelijke bedrijfjes (Diessen) en sigarenfabriekjes, schoenfabriekjes en leerlooien (Hilvarenbeek) waren honderden mensen emplooi vonden. De katholieke kerk drukte een steeds nadrukkelijker stempel op de gemeenschappen van Hilvarenbeek en Diessen, de kerkdorpen kregen hun eigen parochies.
In 1888 werd in Diessen het Sint-Theresiagesticht opgericht door de parochie van Diessen. Het werd beheerd door de Zusters van Liefde van Tilburg. Bijna 100 jaar waren de zusters verantwoordelijk voor onderwijs en maatschappelijke zorg. In 1986 vertrokken de laatste zusters en werd het klooster gesloopt.
De Tweede Wereldoorlog heeft in Diessen diepe sporen nagelaten. Bij de inval van de Duitsers in mei 1940 kwamen elf Franse soldaten en drie Diessense vrouwen om het leven. Op 24 september 1944 werden bij een bombardement zes Diessenaren dodelijk getroffen in een schuilkelder.
Al snel na de Tweede Wereldoorlog brak in Hilvarenbeek en, in mindere mate in Diessen, een nieuwe tijd aan. Traditionele werkgelegenheid verdween in hoog tempo, met name in de landbouw. Hilvarenbeek ontwikkelde zich tot een forensendorp en de komst van ‘allochtonen’, d.w.z. niet-Brabanders, veroorzaakte een ware cultuurshock. Diessen behield langer zijn oorspronkelijk, agrarische karakter, maar kreeg vanaf de jaren zeventig een toestroom van ‘import’.
In 1949 werd de 2.000e inwoner van Diessen ingeschreven. In 1969 waren er al 4.000 inwoners. Ondanks verwoede pogingen van o.a. de actiegroep “Diessen geen 5.000… nou en?” om te trachten Diessen als zelfstandige gemeente te behouden, werd door de Provincie de fusie met Hilvarenbeek doorgezet.
Bestuurlijk werden Hilvarenbeek en Diessen op 1 januari 1997 in elkaars armen gedreven; samenvoeging was onafwendbaar.
Geraadpleegde literatuur:
- Jef van Gils en Ronald Peeters, Hilvarenbeek en zijn kerkdorpen, 1994
- W. Jacobs en W. van Oosterhout, Van Deusone naar Diessen, 1997
- P.C. de Brouwer, Hilvarenbeek tot 1813, 1947
- M. van Asseldonk, De Meierij van ‘s-Hertogenbosch, 2002
- K. Leenders, Cultuurhistorisch overzicht van het landinrichtingsgebied De Hilver, 2002
- G. Beex e.a., Hilvarenbeek in heden en verleden, 1970
- L. Adriaenssen, Hilvarenbeek tussen de Hertog en de Generaliteit, 1987